Titel: Portret En profil
Kunstenaar: Louis Soonius (1883-1956)
Medium: Potlood op papier, ca 1900, signering rechtsonder Maten: 47 x 57 cm incl. lijst, 35 x 45 cm excl. lijst
Prijs op aanvraag
Biografie;
Lodewijk (Louis) Soonius (1883-1956) is een Haagse tekenaar en schilder die vooral bekend is geworden met zijn strandtaferelen met spelende kinderen en ezeltjes. In 1883 werd Lodewijk Soonius en zijn tweelingzus Margaretha geboren. Soonius groeide op in een Rooms-katholiek gezin in Den Haag. Zijn vader, Wilhelmus Johannes Soonius, was groentekweker en zijn moeder, Maria Amerentia Hartwig, zorgde fulltime voor de kinderen.
Zijn eerste tekeningen dateren uit 1900, hij was toen nog geen 17 jaar. Hierin legt hij het veranderlijke stadsbeeld vast van Den Haag. In datzelfde jaar begon hij als schilder aan de Plateelbakkerij Rozenburg. De urenboekjes getuigen van zijn tekendrift: vol schetsen van decors en interessante figuren. Bij Rozenburg ontmoette Soonius Chris Beekman met wie hij bevriend raakte. Rond 1905 begon hij met zijn lessen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag waar hij optrok met de Fries Ids Wiersma. In 1913 won Soonius de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst, de tegenwoordige Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Door deze subsidie kon Soonius zich volledig richten op de schilderkunst, wat onder andere blijkt uit zijn ontslag bij Rozenburg. Samen met Chris Beekman en Aris Knikker huurden zij een atelier in de Noorderbeekdwarsstraat, maar dit was van korte duur omdat door een heftige ruzie, waarvan de aanleiding onbekend is, Soonius en Beekman brouilleerden.
Na de Eerste Wereldoorlog sloot Soonius zich aan bij de Haagsche Schetsclub waar hij veelal naakten exposeerde. Daar vergaarde hij meer bekendheid wat hem in contact bracht met verschillende kunsthandelaren die zijn werk onder de aandacht brachten, zoals Kunsthandel Kreijns & Zoon’s aan de Delftschevaart 40.
In de late jaren ’20 kreeg Soonius het financieel moeilijk waardoor hij extra inkomsten aanboorden met het maken van illustraties voor romans bij Uitgever J.N. Voorhoeve. De jaren ’30 daarentegen waren zeer vruchtdragend. Soonius had verschillende tentoonstellingen, waaronder bij Kunsthandel Sena en Huize Koninginnegracht 77, zijn jeugdtekeningen van Den Haag werden in 1933 aangekocht door de Vereniging Monumentenzorg en in 1939 schilderde Soonius het portret van Koningin Wilhelmina voor de Bataafse Petroleum Maatschappij, dat breed in alle nationale en regionale kranten werd uitgemeten. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was het werk van Soonius te zien op de tentoonstelling Onze kunst van het heden in het Rijksmuseum. In de jaren ’50 zou Soonius gestaagd doorschilderen tot hij in 1956 zou overlijden.
Titel: ‘Zandvoort’
Kunstenaar: Willem (Wim) Steijn (1914-1980)
Medium: Potlood op papier, ca 1940, signering rechtsboven
Maten: 30 x 37 cm incl. lijst, 22 x 28,5 cm excl. lijst
Prijs op aanvraag
Biografie:
Wim Steijn, schilder, tekenaar en graficus, werd in 1914 geboren in Assendelft en groeide op in het wijde Hollandse polderlandschap van Jisp en Wormer. Dat open landschap heeft hem nooit meer losgelaten. Het beïnvloedde zijn latere werk. Van de Zaanse schilder Jaap Kaal kreeg hij zijn eerste tekenlessen, hij volgde privé-lessen bij Henk Gorter in Amsterdam en, inmiddels vertrokken naar Haarlem, kwam hij in contact met de legendarische Haarlemse kunsthandelaar J.H. de Bois. Deze bood hem een overeenkomst aan waardoor hij zich geheel aan de kunst kon wijden. Hij nam schilderlessen bij Henri Frederic Boot, die hem stimuleerde en die een grote invloed op hem uitoefende. H.F. Boot gaf ook les aan Kees Verweij, met wie Wim Steijn vier jaar samenwerkte en met wie hij tijdelijk een atelier deelde.
Vlak na de oorlog trouwde Wim met Janna Koolman en hij verhuisde naar het 17de eeuwse oude jachtslot Groot Bentveld, waar hij tot 1980 woonde. Groot Bentveld, met zijn verwilderde vervallen pracht, de oude kastanjebomen, in de nabijheid van de duinen en van de zee. In deze omgeving werkte hij onafgebroken.
Op 50-jarige leeftijd ontmoette hij Ger de Leeuw, die samen met H.F.Boot een kunstgalerie had in Haarlem, “Galerie Uittenhout” . Ger werd de muze in zijn leven, een nooit aflatende bron van inspiratie voor Wim. Zeventien jaar lang schilderde, tekende en etste hij haar als zijn enige model. Door het huwelijk met Ger brak een nieuwe periode aan van creativiteit. Zij betekende een keerpunt in zijn leven en was zijn grote inspiratiebron als kunstenaar.
Veel exposities in musea volgden, in binnen- en in buitenland en hij ontving veel prijzen.
In de na-oorlogse schilderkunst heeft hij een belangrijke plaats ingenomen. Werk van hem is opgenomen in tal van musea.
Titel: Moeder en Kind
Kunstenaar: Jan Pieterszoon Franken (1896-1977)
Medium: Houtskool op papier, 1923, signering linksonder
Maten: 57 x 77 cm incl. lijst, 46 x 60 cm excl. lijst
Prijs op aanvraag
Biografie:
Jan Pieterszoon (Pzn) Franken (voorkeurnamen: Jan Franken Pzn, Joannes Petrus Josephus Franken; monogrammeerde als FPZN, FPzn, FP) werd op 18 november 1896 in Den Haag geboren en overleed daar ook op 27 februari 1977. Hij was de zoon van Piet Franken. De Haagse schilder leefde lang genoeg om diverse artistieke stromingen mee te maken, waar hij zo nu en dan ook invloed van ondervond. Desondanks is zijn werk herkenbaar.
Hij genoot zijn opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en was daarnaast leerling bij Frits Jansen. Zelf werd hij later de leraar van Mies Biermasz en Charles Stok.
Franken was zijn hele leven als kunstenaar actief in Den Haag
De veelzijdige kunstenaar Franken was naast graficus en houtgraveur ook illustrator, pastellist, schilder, tekenaar en vervaardiger van houtsnedes.
Ook zijn productie was derhalve heel divers: boekillustraties, ex-libri, bloemen, (bloem en vruchten)-stillevens, figuurvoorstellingen, naaktfiguren, portretten, interieurs en (winter)-landschappen. De figuratieve stijl die hem bij zijn opleiding was onderwezen bleef kenmerkend voor zijn stijl. Mies Biermasz en Charles Stok waren zijn leerlingen.
Hij kreeg diverse eervolle vermeldingen (onder ander op internationale tentoonstellingen van houtsnijwerken te Warschau in 1933 en 1935) en werd daarnaast gelouterd met de Willink van Collenprijs in 1925 en met een eerste prijs in de prijsvraag Kinder-ex-libris in 1935.
Franken was lid van Pulchri Studio in Den Haag, van De Groep in Den Haag, van De Haagsche Kunstkring, de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunsten ‘De Grafische’, van de Kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken en van de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars.
Werk van hem is aanwezig in het Gemeentemuseum Den Haag en het Singer Museum in Laren.
Vermeld in Vollmer, Scheen, Saur, Jacobs, Scharten.
Titel: Vee in de Weide
Kunstenaar: Willem Adriaan van Konijnenburg (1868-1943)
Medium: Potlood op papier, 1936, ongesigneerd, provenance aanwezig
Maten: 30 x 37 cm incl. lijst, 14 x 19 cm excl. lijst Provenance: De tekening is afkomstig uit de collectie van Jacoba van der Vegt (1897-1970), de lievelingsnicht van Willem van Konijnenburg.
Prijs op aanvraag
Biografie:
Willem Adriaan van Konijnenburg (Den Haag, 11 februari 1868 – aldaar, 28 februari 1943) was een Nederlands beeldend kunstenaar. Tijdens het interbellum (1919-1939) behoorde Willem van Konijnenburg samen met Jan Toorop en Jan Sluijters tot de nationale en internationale boegbeelden van de moderne Nederlandse kunst.
Opleiding
Willem kreeg zijn eerste teken- en schilderonderricht van zijn moeder Sara Louise van Konijnenburg-Vrijthoff. Vanaf 1884 volgde hij de MO-opleiding tekenen aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag waar hij op 16 oktober 1886 de akte behaalde.
Willem van Konijnenburg begon zijn loopbaan als landschapsschilder. Inspiratie voor zijn landschappen vond hij in- en rondom Meerssen in Zuid-Limburg. Invloed van de kunstenaarsbewegingen de School van Barbizon en de Haagse School zijn in de landschappen zichtbaar. Tegelijkertijd geeft Van Konijnenburg een eigen draai aan zijn landschapskunst door te kiezen voor het Zuid-Limburgse landschap, monumentaliteit, duidelijke lijnen, grote formaten en een eigenzinnig kleurenpalet van vaak genuanceerde oker- en bruinkleuren. Genoemde kenmerken worden in de 20e eeuw verder uitgewerkt tot zijn typische en eigenzinnige beeldtaal. Naast landschappen schilderde Van Konijnenburg onder andere portretten en stadsgezichten van Maastricht.
Als beginnend kunstenaar had Van Konijnenburg weinig commercieel succes waardoor veel schilderijen terecht zijn gekomen bij familie, vrienden en kennissen. Zijn geringe erkenning als kunstenaar werd gecompenseerd doordat hij actief deelnam aan het culturele leven in Den Haag, waarin Pulchri Studio en Haagsche Kunstkring belangrijke plaatsen innamen. Van beide kunstenaarsverenigingen was hij lid. Zijn hele leven verbleef Van Konijnenburg veel en langdurig in Zuid-Limburg. Gerard Knuttel, toen directeur van het Gemeentemuseum, schreef: ‘Tussen zijn geboortestad en het Geuldal verdeelt zich zijn leven’.
Toegepaste kunst
Voor het vergroten van zijn inkomen ging Van Konijnenburg, naast het les geven, in opdracht werken. Hij maakte spotprenten voor de weekbladen De Kroniek (1895-1897) en De Nederlandsche Spectator (1896-1901). Van 1896 tot en met 1904 ontwierp hij affiches voor de ‘Stoomboot-Reederij Fop Smit & Co. Daarnaast verdiende Van Konijnenburg geld met muurschilderingen, ontwerpen van plafondornamenten, boekdecoraties, tijdschriftcovers- en illustraties. In een interview noemde Van Konijnenburg deze werkzaamheden ’toegepaste kunst’.
Invloeden
Na 1900 begon Willem van Konijnenburg zich uitvoerig te verdiepen in een breed scala aan onderwerpen zoals filosofie, ethiek, logica en esthetica. Daarnaast liet hij zich sterk inspireren door renaissance- en Egyptische kunst. Uit zijn religieuze werk – dat van na 1915 dateert – spreekt de invloed van de Vlaamse Primitieven. Met nieuwe vrienden als kunstcriticus Albert Plasschaert en de dichter P.C. Boutens versterkte hij het beeld van zijn eruditie, intelligentie en beschaving.
Doorbraak
Willem van Konijnenburg brak door in 1917 toen hij dertig werken uit de periode 1910-1917 toonde in Kunstzaal Kleykamp te Den Haag. Bijna alle werken waren afkomstig uit de verzameling van G.F.H. van Kooten Kok, de belangrijkste verzamelaar tijdens het leven van de kunstenaar. Vanaf deze doorbraak-tentoonstelling werd Van Konijnenburg in een adem genoemd met Jan Toorop, Johan Thorn-Prikker, Antoon Derkinderen en Richard Roland Holst. Dankzij de indruk die de portretten van dichter P.C. Boutens, kunstcriticus Albert Plasschaert en zijn moeder tijdens de genoemde tentoonstelling maakte, werd Van Konijnenburg een veelgevraagd portrettist. Het aantal nationale- en internationale tentoonstellingen van zijn werk nam toe. Tevens werd hij regelmatig gevraagd zitting te nemen in diverse commissies en jury’s van prijsvragen zoals de Prix de Rome.
Monumentale werken
In de jaren twintig kreeg Willem van Konijnenburg gelegenheid zich te bewijzen met grote monumentale werken. Eén van die opdrachten was onder meer Zacharia uit 1920-1921 voor de Nederlandsche Israëlitische Gemeente. In de grondgedachte achter dit kunstwerk toonde Van Konijnenburg zich sterk verwant met het denken van J.A. dèr Mouw.
Van 1924 tot en met 1936 werkte Van Konijnenburg samen met onder anderen Joan Collette, Antoon Molkenboer, Georg Rueter en Henri van der Stok aan elf glas- in loodramen voor de Nieuwe Kerk in Delft. Het bekendste raam, het Wilhelminaraam, werd in 1927 onthuld. Van 1924 tot en met 1938 werkte de kunstenaar aan De triomf van Thomas van Aquino, een schilderij (335 x 430) voor de Dominicanenkloosterkerk in Zwolle. Op de vraag waarom dit proces vijftien jaar duurde antwoorde Van Konijnenburg droogjes: ‘ik deug niet voor haastwerk’. In 2017 is er een boek verschenen over de ontstaansgeschiedenis van dit werk: De triomf van Thomas van Aquino. Een schilderij van Willem van Konijnenburg
Tussen 1933 en 1941 ontwierp hij zeven wandtapijten voor de aula van de Universiteit te Utrecht. Tegelijkertijd ontwierp hij twee Gedenkramen ter gelegenheid van het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina voor de Nieuwe Kerk in Amsterdam (1938). Deze ramen werden uitgevoerd door Joep Nicolas. In september 1940 vond de overdracht plaats van het reliëf Eer het God’lijk licht in d’openbaringen van de kunst in de hal van Kunstmuseum Den Haag. Het reliëf is ontworpen door Van Konijnenburg en uitgevoerd door Dirk Bus.
Leraar
Willem van Konijnenburg was zijn hele loopbaan actief als privéleraar. In de twintigste eeuw behoorden onder anderen Jeanne Bieruma Oosting, Ru Parè, Willem van den Berg, J.F.E. ten Klooster, David Bautz, Hein von Essen, Henri van der Stok en de illustratrice Rie Cramer tot zijn leerlingen. Werk van zijn leerlingen was te zien op nationale- en internationale tentoonstellingen. In de pers kreeg Van Konijnenburg vaak kritiek dat hij als leraar te dominant was. Invloed van Van Konijnenburg is inderdaad dikwijls in het werk van zijn leerlingen terug te zien, vooral bij David Bautz. Jeanne Bieruma Oosting heeft in een interview gezegd dat je als leerling van Willem van Konijnenburg stevig in je schoenen moest staan. Zijn bekendste leerling was koningin Wilhelmina in de jaren 1921-1922. In 1931 stelde Van Konijnenburg een overzichtstentoonstelling van haar werk samen die in vrijwel elke provinciehoofdstad te zien was. In aangepaste vorm was de tentoonstelling ook in het buitenland te zien.
Laatste jaren
Vanaf 1940 vervaardigt Willem van Konijnenburg onder andere piëta´s. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stelt hij zich op het standpunt, zoals hij altijd heeft gedaan, dat een kunstenaar zich buiten de politiek moet houden. Uit de cartotheek van de Kultuurkamer blijkt dat Van Konijnenburg zich laat registreren. Het registratiedossier is opgemaakt op 7 oktober 1942 en niet verwerkt door de chaotische situatie op de burelen van de afdelingen van de Kultuurkamer. Aanmelding geschied op vrijwillige basis, maar aan degenen die zich niet aanmeldt wordt verboden hun beroep uit te oefenen. Deze maatregel is voor velen aanleiding zich te laten registreren om niet brodeloos te worden. In de praktijk is er dus lang niet altijd sprake van een idealistische motivatie om lid te worden van de Kultuurkamer. Informatie is afkomstig van NIOD).
Zondag 28 februari 1943 is Willem van Konijnenburg in het bijzijn van zijn vrouw Netty van Konijnenburg-Kempers en nichten Jacoba van der Vegt en Jet Bernet-Kempers overleden. Hij wordt begraven op Nieuw Eykenduynen in Den Haag. Na het overlijden van haar man ontdekt Netty een brief waarop Van Konijnenburg zijn wens kenbaar maakt zijn werk dertig jaar lang niet te tonen. Netty is altijd blijven wonen in het huis aan de Jan van Riebeekstraat in het Bezuidenhout waar het echtpaar vanaf 1897 woont. Na het overlijden van haar man ontvangt ze één uur per week bezoekers voor Museum Willem A. van Konijnenburg in de parterre van haar huis. Het atelier in het Hofje van Nieuwkoop aan de Prinsgracht te Den Haag laat Netty tot aan haar dood in 1963 intact. Willem van Konijnenburg is dan grotendeels vergeten.
Museaal bezit
De grootste verzamelingen Van Konijnenburg bevinden zich in: Kunstmuseum Den Haag
Drents Museum Assen
Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam.
Daarnaast hebben onder meer de volgende musea werk van Willem van Konijnenburg in de collecties:
Stedelijk Museum Amsterdam
Museum Catharijneconvent Utrecht
Limburgs Museum Venlo
Bonnefantenmuseum Maastricht
Museum Jan Cunen Oss
Centraal Museum Utrecht
Rijksmuseum Amsterdam
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Brussel
Bayerische Staatsgemäldesammlungen München
Nationaal Museum van Servië Belgrado
Titel: Houtzaagmolens buiten Amsterdam
Kunstenaar: Jan Hillebrand Wijsmuller (1855-1925)
Medium: Zwart en gekleurd krijt, opgehoogd met enige witte gouache, ca.1878, signering rechtsonder met krijt
Maten: 54cm x 74cm excl. lijst, 66cm x 86cm incl. lijst
Provenance: Veiling (Fred Muller) J. Wijsmuller/15-17 dec. ‘25 Collectie (Gerard van?) V. Tienhoven.’ =: Atelier J. H. Wijsmuller
Conditie: zeer goed (een enkele minimale rafeling rand, twee kleine plakrestanten verso boven)
Prijs op aanvraag
Wijsmuller wordt doorgaans beschouwd als een late Haagse School-schilder. Hij heeft echter een veel lichter palet, en een minder sentimentele en stemmige benadering waardoor zijn werk een aangename toon van licht en lucht heeft. Zijn realisme geeft veel van zijn werk een historisch en documentair karakter. Deze prachtige tekening is daar een uitstekend voorbeeld van.
De molens kunnen namelijk geïdentificeerd worden als van links naar rechts; De Buis, De Steur en Het Leidsche Wapen , deze stonden tussen de Haarlemmerpoort en de Zaagmolenpoort (stadspoort nabij de tegenwoordig Lijnbaansgracht en Singelgracht).
De Buis stond aan de Achterweg (nabij de huidige Eerste Hugo de Grootstraat) en werd afgebroken rond 1890. De Steur stond aan de (niet meer bestaande) Steurweg en de Singelgracht en werd in 1891 afgebroken. Het Leidsche Wapen stond aan de Beltweg (tegenwoordig Jacob Catskade) en werd gesloopt in 1878-’79.
Het moet een mooie buurt zijn geweest want omstreeks 1864 fotografeert Jacob Olie de Steurweg en rond 1898 maakt Piet Mondriaan een krijttekening van de Achterweg (privécollectie). Tegen die tijd waren de molens dus al weg. Wijsmuller heeft ze echter nog tezamen gezien wat deze tekening op omstreeks 1878 dateert. Deze datering wordt bevestigd door Wijsmullers ets van molens De Buis, De Steur, De Vrede, Het Leidsche Wapen en Het Blok, welke door het Amsterdamse Stadsarchief op 1877-1881 wordt gedateerd. Wijsmuller volgde tot 1877 les aan de Amsterdamse Rijksacademie, onder meer van Nicolaas van der Waay. Mogelijk maakte Wijsmuller deze tekening nog in zijn Academietijd, wat het tot een heel vroeg werk maakt. Vergelijk ook de compositie van Wijsmullers Wetering bij de Baarsjes bij Amsterdam (olieverf op doek, ca. 1880-1900, Rijksmuseum)
In alle gevallen is het een prachtig vroeg werk van deze Amsterdamse kleine grote meester.
Met dank aan R. Couwenhoven en molenexperts M. Schaap & F. Rol
**Op de verso in potlood ‘146’ en: ‘Veiling (Fred Muller) J. Wijsmuller/15-17 dec. ‘25 Coll. [Gerard van?] V. Tienhoven.’ =: Atelier J. H. Wijsmuller: schilderijen, aquarellen, teekeningen, Amsterdam, Frederik Muller, 15 december 1925 cat. nr. 146: ‘Houtzaagmolens buiten Amsterdam. Gekleurd krijt. Hoog 40, breed 60 cent.’ Het iets andere formaat zal abusievelijk zijn.
Biografie;
Jan Hillebrand Wijsmuller (Amsterdam, 13 februari 1855 – aldaar, 23 mei 1925) was een Nederlands schilder. Wijsmuller was een zoon van horlogemaker Abraham Jurriaan Machiel Wijsmuller en Maria Gesina Tierie. Hij volgde de tekenklas bij Felix Meritis, onder Louis Koopman. Bij Felix Meritis leerde hij Nicolaas van der Waay kennen, met wie hij later, onder August Allebé, aan de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam studeerde en vervolgens enige tijd samen een atelier had. Hij vervolgde zijn studie aan de Academie in Den Haag en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel. In 1883 won hij de Willink van Collenprijs, een prijs voor jonge schilders. De prijs werd in de jaren daarvoor gewonnen door zijn vrienden Van der Waaij en Ernst Witkamp. Wijsmuller was lid van de Pulchri Studio in Den Haag en Arti et Amicitiae in Amsterdam. Hij vormde samen met Van der Waay, Witkamp, Carel Dake en een aantal anderen het Gezelschap M.A.B. (genoemd naar Michelangelo Buonarroti). Wijsmuller wordt gerekend tot de late Haagse school, hij schilderde vooral landschappen en stadsgezichten en aquarelleerde en etste ook. Wijsmuller overleed op 70-jarige leeftijd en werd begraven op Zorgvlied. Bron: Wikipedia.
Titel: Cavalerie houdt een koets staande
Kunstenaar: Charles Rochussen (1814-1894)
Medium: Waterverf op velijnpapier, rechtsonder gesigneerd en gedateerd 1867
Maten: 35cm x 24cm excl. lijst, 56cm x 48cm incl. lijst
Provenance: Franse privé collectie
Conditie: zeer goed
VERKOCHT
Rochussen is één van de 1ste Nederlandse kunstenaars geweest die aquarellen maakte in de strikte zin van het woord. Een aquarel wordt gekenmerkt door losheid en transparantie. Bij de oudste aquarellen werd er teveel dekverf gebruikt en waren het ingekleurde tekeningen, dit is bij Rochussen niet het geval.
Deze aquarel is een goed voorbeeld van hoe Charles Rochussen vanaf 1865 als eerste kunstenaar meer de nadruk legde op het dagelijkse soldatenleven. Hiervoor (begin 19e eeuw) kon het militaire genre nog worden gekarakteriseerd als klassiek en heroïsch. Dat beeld veranderde langzaam door een lange periode van vrede, invoering van de dienstplicht en het onderbrengen van garnizoenen in veel grote steden waar soldaten steeds vaker deel uit maakte van het gewone straatbeeld.
Biografie;
Charles Rochussen (Kralingen, 1814 – Rotterdam, 1894). Hij behoorde tot de meest geziene schilders en illustratoren van zijn tijd en was een toonaangevende persoonlijkheid, bewonderd door Van Gogh en Breitner (waarvan hij ook leermeester was). Rochussen volgde zijn opleiding aan de academie in Den Haag. Na een lange periode van werken in Amsterdam (1849-1869) keerde hij terug naar Rotterdam. Rochussen schilderde veelal taferelen uit de vaderlandse geschiedenis. In de 1ste helft van de 19e eeuw stonden deze historieschilderingen in hoog aanzien. Kunst moest lijken op die uit de Gouden Eeuw en een verhaal vertellen, het liefst over gebeurtenissen uit de 80-jarige Oorlog. Lang zag men de geschiedenis dan ook zoals Rochussen deze weergaf. Later vonden velen hem echter te modern worden. Hij ging wat losser schilderen, meer in de trant van het opkomend impressionisme. Rochussen leefde dan ook op het breekpunt van twee tijdperken.