Boerderij met geit en hooimijt

Arend Hijner

Boerderij met geit en hooimijt

Biografie kunstenaar

Arend Hijner geb. Arnhem 18 september 1866, overl. Den Haag 3 juli 1916. Woonde en werkte in Hilversum, Antwerpen (1885-1887), Hilversum 1887, Den Haag, Best, Heeze (N.Br.), Deventer 1888-1891, Rotterdam 1892, Wemeldinge 1895-1900, Den Haag.

 
Leerling van L. Schulman, de Antwerpse Tekenakademie (1885-1887) o.l.v. Ch. Verlat en van de Akademie v. B.K. in Den Haag o.l.v. J. W. Best.


Schilderde, tekende en etste figuurstukken, boereninterieurs, portretten, stillevens, landschappen, w.o. met schapen; enz. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan X. A. F. L. Münninghoff.


Omdat zijn vader, die werkzaam was als technicus in de ijzerindustrie, vaak van baan wisselde bracht Arend Hijner zijn jeugd op diverse plaatsen in Nederland en Duitsland door.
Van 1879 tot 1880 leerde hij voor ‘zandvormer’ in Enschede, maar omdat hij niet goed tegen de hitte in gieterijen kon werd hij in 1881 in de leer gedaan bij een decoratieschilder in Hilversum. Daarnaast kreeg hij hier tekenles van Leon Schulman. Vervolgens mocht hij naar de academie in Den Haag gaan, waarna hij zijn opleiding afrondde aan de academie van Antwerpen. 

Vanaf 1887 probeerde hij, met toenemend succes, als schilder van stillevens en genretaferelen in zijn levensonderhoud te voorzien, achtereenvolgens in Hilversum, Deventer en Den Haag, in welke laatste stad hij in 1896 lid werd van Pulchri Studio.

Inmiddels bezat hij ook een huis in Wemeldinge op Zuid-Beveland, waar hij het grootste deel van het jaar doorbracht. Hij schilderde hier vooral scènes uit het dagelijks leven van de Zeeuwse bevolking, waaronder volksfeesten en Zeeuwse boerinnen waarmee hij tussen 1895 en 1900 het meeste succes had, ook in het buitenland. Om zijn kinderen naar een goede school te kunnen laten gaan, verkocht hij in 1900 het huis in Wemeldinge en vestigde zich weer in Den Haag.
Zijn onderwerpen ging hij sindsdien vooral in Noord-Brabant zoeken, waar hij onder meer in Heeze werkte. Dankzij zijn Brabantse taferelen kreeg hij in 1903 een Koninklijke Subsidie.
In 1905 kocht hij in Best als investering drie boerderijen, waarvan hij er één als atelierwoning voor zichzelf inrichtte. Hier zou hij, tot aan zijn plotselinge overlijden op nog maar 49-jarige leeftijd, ieder jaar enige maanden doorbrengen om er studies en schetsen van het boerenleven te maken, die hij, weer terug in Den Haag, in vlotte, brede penseelstreken en warme, heldere kleuren op het doek vastlegde.

Tentoonstellingen;
Arnhem. Amsterdam. Den Haag enz. 1887-1903: winter in het Loosdrechtse bos; achterbuurt bij avond; sombere dag; in het atelier (tekening); diverse portretten; Zeeuwse meisjes; Zeeuwse boerenvrouwen; boereninterieurs; diverse stillevens, o.a. met een kabeljauw enz.
Haags Gemeentemuseum: portret van Ch. Dankmeyer, 1891. Frans Halsmuseum Haarlem: meisjeskopje.
H. de Boer. ‘Arend Hijner’; Luns; Plasschaert; Thieme-Becker; Van Hall I; WalIer

Medium
Olieverf op doek ca 1900 – 1916, signering achterzijde

Maten
59 cm x 70 cm incl. lijst, 47 cm x 57 cm excl. lijst

Prijs 

VERKOCHT